Berichten

NVIS en SkipZone

Thesis van PE5B: “Near Vertical Incidence Skywave”

Near Vertical Incidence Skywave (NVIS)

Interactie tussen antenne en het propagatiemechanisme

Proefschrift van Ben A. Witvliet (PE5B) ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Twente, op gezag van de Rector Magnificus, prof. dr. H. Brinksma, volgens besluit van het College voor Promoties in het openbaar te verdedigen op woensdag 2 december 2015 om 14:45 uur

 

Samenvatting

Near Vertical Incidence Skywave (NVIS) Thesis coverfoto

Flooded New Orleans following Hurricane Katrina, 11 September 2005. Photo courtesy of National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA). Commander Mark Moran, of the NOAA Aviation Weather Center, and Lt. Phil Eastman and Lt. Dave Demers, of the NOAA Aircraft Operations Center, all commissioned officers of the NOAA Corps, flew more than 100 hours surveying Katrina’s devastation. Eastman piloted NOAA’s Bell 212 Twin Huey Helicopter from August 31 to September 19. All three men took dozens of aerial photos from an altitude of several feet to 500 feet.

In gebieden waar geen telecommunicatie-infrastructuur is, of wanneer die infrastructuur door een natuurramp is verwoest, kan Near Vertical Incidence Skywave (NVIS) propagatie voor een verbinding met de buitenwereld zorgen.

Om gebruik te maken van NVIS moeten de radiogolven recht omhoog worden gezonden, waar, op een hoogte tussen 80 en 350 km, de ionosfeer deze golven terugbuigt naar de aarde. Vanwege het frequentieafhankelijke karakter van de propagatie moet bij de keuze van de werkfrequentie rekening worden gehouden met parameters van de ionosfeer. Typische werkfrequenties liggen tussen 3 en 10 MHz.

Door de grote reflectiehoogte wordt een aaneengesloten gebied van tenminste 400 x 400 km rondom de zender bestreken. Aangezien de radiogolven onder een steile hoek naar beneden komen, vindt geen afscherming plaats door grote objecten zoals gebouwen of bergruggen plaats.

Aangezien NVIS niet afhankelijk is van een netwerk of netwerkoperator is snelle uitrol mogelijk. Bovendien zijn de antennes en radioapparatuur relatief eenvoudig te maken en onderhouden, zelfs in landen met een lager technologisch niveau. Deze aspecten maken NVIS radiocommunicatie bij uitstek geschikt voor communicatie na natuurrampen en voor onderwijs en medische zorg op afstand in arme en/of afgelegen gebieden.

Onderzoek naar de inzet van NVIS propagatie voor point-to-point verbindingen of omroep heeft verspreid over tientallen jaren plaatsgevonden en bestrijkt een groot aantal onderwerpen. In dit proefschrift worden blinde vlekken in dat onderzoeksgebied geïdentificeerd en bestudeerd, om zo bestaand onderzoek aan te vullen en te verbinden. Daarbij ligt de focus op antennes en propagatie.

De volgende onderzoeksvragen werden geformuleerd:

  1. Hoe functioneert het NVIS propagatiemechanisme, en welke parameters van dit mechanisme zijn van belang voor de optimalisatie van NVIS telecommunicatiesystemen?
  2. Hoe kunnen we de NVIS antenne optimaliseren zodat (a) het sterkste signaal wordt geproduceerd in het verzorgingsgebied, en (b) zodat de grootste signaal-ruisverhouding wordt gerealiseerd bij ontvangst van signalen uit dat verzorgingsgebied?
  3. Hoe groot is de interactie tussen NVIS antenne en NVIS propagatiemechanisme?

De nadruk van het onderzoek ligt op empirische verificatie van de effectiviteit van antennes en van propagatieverschijnselen en een aantal nieuwe meetmethoden is ontwikkeld om dit mogelijk te maken. De metingen zijn uitgevoerd in Nederland (52°N, 6°O), en worden geacht representatief te zijn voor het gebied tussen 40 en 60 graden Noorderbreedte.

Onderzoek met betrekking tot het NVIS propagatiemechanisme laat zien dat elevatiehoek, polarisatie, fading en ruis de belangrijkste parameters zijn bij de optimalisatie van NVIS telecommunicatiesystemen. De relatie tussen elevatiehoek en afstand is bepaald als functie van de werkfrequentie en het zonnevlekkengetal, en door meting bevestigd. Door middel van metingen is aangetoond dat NVIS al vanaf korte afstanden (20 km op 7 MHz) dominant is ten opzichte van de grondgolf. De metingen laten ook zien dat NVIS efficiënt is: één 100 Watt zender bestrijkt een gebied van 400 x 400 km met 35 tot 55 dB signaal-ruisverhouding. In de nachturen is propagatie waargenomen over een afstand van 110 km, op een frequentie boven de kritische frequentie van de ionosfeer, met een fluctuerend karakter dat veel weg heeft van verstrooiing (scattering) en niet lijkt op grondgolfpropagatie.

Het belang van de propagatie van karakteristieke golven in de ionosfeer is aangetoond door middel van metingen en laat bijna perfect circulaire polarisatie van de neergaande golven zien, met een grote (>25 dB) scheiding tussen beide karakteristieke golven. Een antenne met slechts 0,5 x 0,5 λ footprint is ontworpen, waarmee de beide karakteristieke golven gescheiden kunnen worden ontvangen. Toepassing hiervan voor diversiteitsontvangst (diversity) resulteert in 8 tot 10 dB reductie van het benodigd zendvermogen.

Onderzoek laat zien dat de optimalisatie van zend- en ontvangstantenne een verschillende benadering vraagt en verschillende optima oplevert. Optimalisatie van de ontvangstantenne vergt kennis van de propagatie van elektromagnetische omgevingsruis, waarbij zowel de polarisatie als de verdeling over de ruimtehoeken van belang is. Eerste experimenten laten zien dat de verdeling over de ruimtehoeken niet uniform is. Een nieuwe methode om de effectiviteit van meetantennes voor omgevingsruis te bepalen wordt beschreven.

Voor het op locatie vergelijken van NVIS antennes is een nieuwe meetmethode ontwikkeld die gebruik maakt van NVIS propagatie. Met deze methode is de optimale hoogte van een horizontale dipool als zendantenne bepaald. Die ligt tussen 0,18 en 0,22 λ voor de meeste grondsoorten. Het optimum van de ontvangstantenne ligt rond 0.16 λ, maar die is minder kritisch. In tegenstelling tot wat vaak aangenomen wordt presteren laag opgestelde dipolen slecht: een dipoolantenne op 0,02 λ hoogte is 11 to 12 dB minder effectief dan het optimum bij zenden, en 2 tot 6 dB minder effectief bij ontvangst. Zo’n lage dipoolantenne is echter nog altijd 12 dB effectiever dan een sprietantenne op een auto.

Interactie tussen de NVIS antenne en het NVIS propagatiemechanisme is aangetoond. Naar verwachting geeft optimalisatie waarbij antenne en propagatiemechanisme als een hybride systeem worden beschouwd betere resultaten dan wanneer de antenne alleen wordt geoptimaliseerd.

Verder lezen?

De volledige thesis van Ben (PE5B) staat op de ResearchGate website en is daar behalve online te lezen ook als PDF te downloaden.  Een complete lijst van alle publicaties van Ben staat op zijn ResearchGate profiel pagina.

NVIS

Verdediging PhD Thesis NVIS

Verdediging PhD Thesis Near Vertical Incidence Skywave op 2 december 2015

Verdediging PhD Thesis Near Vertical Incidence Skywave op 2 december
Op 2 december 2015 om 14:30 verdedig ik mijn PhD Thesis “NEAR VERTICAL
INCIDENCE SKYWAVE – Interaction of antenna and propagation mechanism
op Universiteit Twente, Hallenweg 1 in Enschede. Het zal plaatsvinden in de prof. dr. Berkhoffzaal in gebouw De Waaier van de UT.

Na afloop is er een receptie in hetzelfde gebouw. Iedereen is welkom. Laat je mij even weten per e-mail of telefoon of je komt i.v.m. de catering?

Ben Witvliet (PE5B)
+31-6512-48341
b.a.witvliet@utwente.nl

NVIS = Near Vertical Incidence Skywave; zie deze Wikipedia pagina voor meer informatie over deze propagatievorm.

Zonnevlek

Uitbarsting AR2297 beïnvloed amateur radio

AR2297 zorgt voor bijzondere HAM ervaringen

Het overgrote deel van de week van 9 maart 2015 staat bij Space Weather News in het teken van zonnevlek AR2297, want deze veroorzaakt radio blackouts op Aarde. Maar op donderdag 12 maart deed deze zonnevlek juist precies het tegenovergestelde. Het ontketende een korte-golf radio uitbarsting. “Het was zeer intens – een van de sterkste uitbarstingen van de huidige zonnecyclus” rapporteert amateur radio astronoom Thomas Ashcraft. Klik op het plaatje hieronder om een audio opname af te spelen van dat wat hij uit de luidspreker van zijn radio telescoop hoorde schallen op het platte land van New Mexico.

Uitbarsting AR2297 beïnvloed amateur radio

De opname start wat ruw omdat de eerste paar seconden een HAM transmissie gaande was op een kanaal (22 MHz) terwijl het andere kanaal (23 MHz) wat storing oppikte” zegt Ashcraft. “Maar dan raakt de zonnevlam ons en verdrinken de stemmen van de HAMs volledig in de storing. De daarop volgende 3 minuten worden de ether volledig door de zon gedomineerd“.

Deze geluiden worden veroorzaakt door bundels elektronen, in dit specifieke geval versneld door een M4-zonnevlam. Terwijl de elektronen door de atmosfeer van de zon snijden, genereren ze een rimpel van plasma golven en radio emissies welke te detecteren zijn op Aarde, op 149.597.870 kilometer afstand. Astronomen classificeren radio uitbarstingen van de zon in vijf soorten; Ashcraft’s opname registreerde een mix van Type III en Type V.

Meer uitbarstingen zijn te verwachten. AR2297 heeft een instabiel ‘bèta-gamma-delta’ magnetisch veld wat energie herbergt voor ‘radio-actieve’ explosies. NOAA voorspellers schatten in dat er een 70% kans op M-klasse zonnevlammen en een 20% kans op “X-ray” (Röntgen) uitbarstingen is op 14 maart 2015.

 

Zonnevlek

De zon komt weer tot leven

De eerste zonneactiviteit is een feit

Er is, gelukkig voor ons zendamateurs, al weer wat zonneactiviteit te zien. Er zijn al verschillende actieve gebieden te zien van de nieuwe cyclus. Heeft u thuis een telescoop staan, dan is het de moeite waarde deze af te gaan stoffen. Maar ook zonder telescoop kunt u hieronder de eerste activiteit zien.

De eerste zonneactiviteit is een feit

Deze informatie en het filmpje is afkomstig van Spaceweather.com, waar nog heel veel meer mooi materiaal over de zon en het ruimteweer te bewonderen is. Maar kijk ook even op onze eigen ruimteweer pagina, want het is goed te weten hoe dit alles onze radio propagatie beïnvloed.

 

Zonnevlek

Zonneactiviteit Minimum?

Zitten we in een zonneactiviteit minimum?

Zonneactiviteit Minimum?Hoe laag kan het gaan? De zon is terug in het diepste zonneactiviteit minimum in bijna een eeuw.

Zie het complete (Engelstalige) verhaal op de NASA website.

April 1, 2009: The sunspot cycle is behaving a little like the stock market. Just when you think it has hit bottom, it goes even lower.

2008 was a bear. There were no sunspots observed on 266 of the year’s 366 days (73%). To find a year with more blank suns, you have to go all the way back to 1913, which had 311 spotless days: plot. Prompted by these numbers, some observers suggested that the solar cycle had hit bottom in 2008.

Maybe not. Sunspot counts for 2009 have dropped even lower. As of March 31st, there were no sunspots on 78 of the year’s 90 days (87%).

It adds up to one inescapable conclusion: “We’re experiencing a very deep solar minimum,” says solar physicist Dean Pesnell of the Goddard Space Flight Center.

“This is the quietest sun we’ve seen in almost a century,” agrees sunspot expert David Hathaway of the Marshall Space Flight Center.

Zonnevlek

Een kleine hoeveelheid zonneactiviteit gemeten

Er is weer een kleine hoeveelheid zonneactiviteit gemeten

Een kleine hoeveelheid zonneactiviteit gemetenDe zonneactiviteit bevind zich op het diepste minimum van de afgelopen 100 jaar. Tijdens zo veel kalmte is zelfs een klein beetje activiteit nieuws. En dat is hier te zien.

SOHO heeft dit filmpje op 16 maart 2009 opgenomen. Het laat een kleine “CME” (Coronal Mass Ejection) zien die vanaf de oostkant wegblaast. Wanneer de zon actief is, zien we verschillende van deze “CMEs” per dag. Maar momenteel zien we er nog maar eentje per maand. En dat is wel heel erg weinig.

Voor meer “ruimteweer” zie de spaceweather.com website.

Of kijk op onze eigen ruimteweer pagina.